Afgelopen najaar kwam een nieuw boek over complexiteit uit van Jean Boulton. Zij schreef eerder met Peter Allen en Cliff Bowman over complexiteit in ‘Embracing complexity’ en heeft internationaal naam op dit gebied gemaakt. Ze heeft een achtergrond in Fysica, is research fellow aan de universiteit van Bath en voormalig research fellow aan Stellenbosch Institute for Advanced Study. Daarnaast heeft ze diverse managementposities bekleed in het bedrijfsleven en is ze werkzaam als consultant.
De vooraankondiging van haar laatste boek maakte me nieuwsgierig en omdat ik jaren geleden het boek ‘Embracing complexity’ had gelezen, besloot ik ‘The dao of complexity’ aan te schaffen. Ik heb het met plezier en interesse gelezen en vind het de moeite waard er een review over te schrijven.
Allereerst is het een toegankelijk boek omdat het bestaat uit maar liefst 73 hoofdstukjes van zo’n 4-8 pagina’s. Dat leest erg prettig en je kunt beginnen te lezen bij het thema waar je nieuwsgierig naar bent. Zo startte ik met hoofdstuk 34 over het pragmatisme. Omdat er in de hoofdstukjes vaak wordt verwezen naar andere delen, kun je op een associatieve manier door het boek heengaan.
Dat wil niet zeggen dat er geen structuur in het boek zit. Het is opgebouwd uit acht delen en elk deel behandelt stelselmatig een perspectief op complexiteit. Naarmate het boek vordert breit Jean de verschillende perspectieven aan elkaar. Om uiteindelijk in deel acht vanuit een ecologisch perspectief in te gaan op de hedendaagse mondiale vraagstukken die ze aanduidt als een polycrisis.
Ik heb de indruk dat in de periode tussen de beide boeken (2015-2024) Jean een denksprong heeft gemaakt. Kenmerkte haar eerste boek zich nog door een sterk modelmatige benadering van complexiteitstheorie, in ‘The dao of complexity’ kiest ze voor een sociaal complexe insteek. Deze vertoont grote overeenkomsten met het gedachtegoed van de DMan program van de universiteit van Hertfordshire dat ook in dit collectief centraal staat.
In ‘Embracing complexity’ straalt het werken aan strategische opgaven in turbulente tijden nog een hoge mate van maakbaarheid uit. De auteurs claimen dat de wereld complex is die met het complexiteitsdenken beter wordt weergegeven dan een mechanistische benadering. Die sterke modelmatigheid en maakbaarheid is in ‘The dao of complexity’ veel minder aanwezig. Deze komt verderop in het boek wel terug als Jean met allerhande adviezen en suggesties voor de lezer komt om zaken op een andere manier aan te pakken. Die positieve intentie is een rode draad door het boek heen, dat we met elkaar verantwoordelijkheid dragen voor een leefbare planeet en dito samenleving.
Jean beperkt zich in het boek niet tot de complexiteitstheorie maar maakt diverse uitstapjes naar aanpalende gebieden die haar interesse hebben en overlap vertonen. De meest prominente uitstap, zie de titel, is die naar het Chinese taoïsme en vooral de filosofie. Ze belicht in deel V de overeenkomsten met het complexiteitsdenken, zoals een focus op processen en energie, de continue wisselwerking tussen polen (yin-yang), ons ‘zijn’ in de wereld en de ervaringsgerichte, praktische focus. De vergelijking snijdt hout, maar blijft voor de lezer sterk cognitief. Ik heb tijdens mijn studie Traditional Chinese Medicine intensief kennisgemaakt met het taoisme en ondervonden dat het toepassen ervan in de (medische) praktijk jaren van praktiseren vergt. Dat geldt ook voor het boek ‘The Art of War’ van Sun Tzu dat ze in hoofdstuk 28 behandelt, dat in Japan en China voor managers en politici een klassieker is.
Andere uitstapjes die ze maakt zijn naar het Amerikaanse pragmatisme, de processociologie, de kunsten, de neurowetenschappen, Gestalt theorie en het systeemdenken. Hier wordt de overlap met de DMan programma van de universiteit van Hertfordshire zichtbaar, dat zich niet alleen richt op complexiteitstheorie maar ook processociologie, het pragmatisme en het groepsanalytisch denken integreert. Deze laatste theorie komt in haar boek niet expliciet aan bod, hoewel het collectieve of ecologische aspect wel nadrukkelijk aanwezig is.
De uitstapjes zijn prettig omdat ze de lezer aanknopingspunten bieden om vanuit een ander gebied het complexiteitsdenken te herkennen en snappen. Aspecten zoals pad-afhankelijkheid, emergentie en non-lineairiteit zijn in het dagelijkse leven alom aanwezig maar worden vaak niet herkend. De kracht van het boek is dat Jean het complexiteitsdenken op een associatieve wijze toegankelijk en interessant voor lezers maakt. Het blijft ook boeiend voor de gevorderde lezer omdat de vele uitstapjes en praktijkvoorbeelden altijd nieuwe, onverwachte invalshoeken en inzichten opleveren.
In het laatste deel krijgt ‘the dao of complexity’ een meer ideologisch karakter in de zin dat het complexiteitsdenken wel eens een uitweg zou kunnen zijn uit de vele, complexe problemen die we ervaren. Ook Thijs Homan en Rob Wetzels maken in hun boek ‘Wat nu?’ een verbinding naar het mondiale vraagstuk van de klimaatcrisis maar plaatsen duidelijke stopborden bij het toepassen van het complexiteitsdenken. Die stopborden vind je niet of minder in ‘The dao of complexity’, Daarmee toont Jean haar engagement dat volgens mij goed past bij de pluriforme insteek van het boek. Door de verbinding met het taoïsme en het boeddhisme te maken vormt het (inter)menselijke aspect een andere rode draad door het boek heen.
